Een verslag van een studiereis in de opleiding Executive Change Management waarin de studenten actieonderzoek deden naar oplossingen voor de problematiek van de ongedocumenteerden in Amsterdam.

Ik droomde over zwarte mensen op bankjes in de Bijlmer. Ze lagen in tuinen van grote, verlaten kantoorpanden. Al meer dan een jaar kwamen daar amper nog mensen werken. Overdag aten mannen in pakken en vrouwen op hakken op diezelfde bankjes hun pokebowls met zalm en avocado. ’s Nachts, als het donker viel, sliepen daar de illegalen. ’s Ochtends werden ze wakker van de krijsende meeuwen. Ze verdwenen naar parken, kerken en vettige keukens waar ze de afwas deden. Hardwerkende Amsterdammers hadden de avond tevoren zelf geen tijd gehad om te koken.

Ik droomde over witte mensen tussen schone lakens in de Bijlmer. Ze wilden zich oefenen in het doen van actieonderzoek. Ze wilden leren hoe ze beweging kunnen brengen in taaie systemen en ambigue problemen. Ze wisten dat beweging begint met ongemak. Daar leer je anders door kijken. Ze wisten hoe ze waarderende vragen konden stellen. Daarmee zouden ze nieuwe perspectieven ontdekken en losmaken wat vastzat. Dankbaar omarmden ze het vooruitzicht van de verwarring en dompelden zich onder in het leven van de ongedocumenteerden in Amsterdam.

De onderzoekers waren 17 ervaren managers en bestuurders die kozen voor een opleiding Executive Change Management (ECM) van SIOO. Op uitnodiging van de Ombudsman kwamen ze naar Amsterdam om zich te bekwamen in het onderzoekend veranderen. De Ombudsman hoopte dat politieke en maatschappelijke reuring de bijvangst zou zijn van hun komst. Reuring kon het begin zijn van betere leefomstandigheden voor mensen sans papiers. De studenten stonden een week lang in de schoenen van de mensen op de bankjes. Ze luisterden naar hun verhalen en begaven zich schoorvoetend in een parallelle werkelijkheid.

Het was een gekke droom. ’s Ochtends aten de studenten croissantjes van de Franse bakker in Oud-Zuid. De lekkerste van heel Amsterdam, zo verzekerde de groepsleiding. ’s Avonds schoven ze aan tafel bij illegalen die voor ze kookten uit voedselpakketten van de Poiesz. De studenten laafden zich aan de indrukwekkende verhalen over trauma en veerkracht. Hun reddersharten klopten in hun keel. Barmhartigheid belemmerde hen om het waarheidsgehalte van de verhalen ter discussie te stellen. De opwinding kleurde de wangen rood.

Overdag raceten de onderzoekers rond op de fietsen van het hotel om iedereen te spreken die iets zinnigs zou kunnen zeggen over illegaliteit, uitbuiting en perspectief. Ze stortten zich op de leads als rechercheurs in Scandinavische politieseries. Er was sprake van briefing en debriefing. De energie was gulzig, ongeremd. Het had iets weg van een schoolkamp. De studenten ontdekten interessante mazen in de regels, geitenpaadjes en welwillendheid. Deuren gingen open en er ontstonden contacten die tot iets zouden kunnen leiden.

De verwarring sloeg toe toen de studenten dreigden te verdrinken in de veelheid aan perspectieven. De adrenaline hield ze uit hun slaap. Ze werden moe. Ze raakten overprikkeld. Ze wilden het goed doen. Nee, perfect. Ze hadden geen tijd om te vertragen. In de groep steeg de spanning met de dag. De leiders keken tevreden toe hoe vertrouwde patronen van de studenten naar de oppervlakte dreven. Ze intervenieerden dat het een lieve lust was. Er vloeiden tranen. Veel tranen. Lang geleden gesloten gordijnen openden zich en openbaarden andere werkelijkheden. Wat vast had gezeten, kwam los. Gestolde herinneringen ontdooiden en maakten ruimte voor iets anders. De loutering daarna smaakte zoet als honing. Nieuw gedragsrepertoire werd aangeboord en leiderschap werd ontwikkeld.

We verplaatsten ons naar Noordwijk. Daar zou reflectie plaatsvinden op ons onderzoeksmateriaal. Ik werd wakker toen ik de meeuwen hoorde krijsen. Uit mijn raam zag ik de zee. Ik twijfelde of ik nog droomde. Maar toen ik mijn boekje met aantekeningen op mijn nachtkastje zag, wist ik het weer. Ik was hier om te helpen de dromen van ongedocumenteerde Nederlanders werkelijkheid te maken. Al was het maar een heel klein beetje. Grote zonnebrillen reden voorbij over de boulevard. De mensen op de bankjes in de Bijlmer moesten inmiddels de kantoortuinen hebben verlaten.

Ik voelde me vervreemd van die andere werkelijkheid waarin ik nog maar zo kortgeleden ondergedompeld was geweest. Ik besefte dat na het inzoomen, nu het uitzoomen was begonnen. Dat we nu betekenis zouden gaan geven aan die paradoxale wereld waarvan we deelgenoot waren geweest. Ik voelde me nederig in de ogen van de mensen in wiens schoenen ik had mogen staan. Wie was ik om croissantjes te komen eten in de Bijlmer en hoop te genereren? Achter mijn schrijftafeltje reflecteerde ik op het vervloeien van egoïsme en altruïsme. Op de glijdende schaal van invloed naar betrokkenheid. Op mijn eigen patronen en de consequenties daarvan voor wat ik wel en wat ik niet zag.

De tijd schreed voort. De studenten werkten als bezetenen. Ze ordenden hun onderzoeksmateriaal en ontdekten patronen en openingen waar illegalen mee geholpen zouden zijn. Idealisme en voortvarendheid vulden de ruimte. Het huilen had plaatsgemaakt voor lachen om elkaar en om onszelf. De verbroedering was een feit. We waren complementair in plaats van competitief en daardoor zagen we nog meer perspectieven. Precies op tijd voordat het afscheid naderde. Alles verliep volgens plan.

Ware het niet dat de haakjes die we vonden voor ons onderzoek, ons tamelijk bescheiden leken. Een beetje zuinig zelfs. De studieweek was een leuke vingeroefening voor studenten die het ongemak wilden ervaren opdat ze anders zouden leren kijken. Maar nu we ons materiaal van betekenis hadden voorzien, verwerkten we in stilte onze vrees voor teleurstelling van onze opdrachtgevers. De hooggespannen verwachtingen van de ongedocumenteerden en de Ombudsman hadden we niet kunnen waarmaken. De week was te kort, onze analyse voelde te vluchtig.

We wisten dat onze rol was om iets in beweging te brengen. Om een klein verschil te maken. Een verschil waarmee perspectief zou lonken voor de mensen om wie we ons deze week bekommerden. Maar om wie hadden we ons het meest bekommerd? Om onszelf of om de ongedocumenteerden? Ons eigen veranderrepertoire was rijker geworden. We hadden weer pagina’s vol met reflectiemateriaal in onze logboeken. Echtgenotes hadden gevraagd of ze hun echtgenoot thuis nog zouden herkennen. Hoe verhield zich onze eigen ontwikkeling tot wat we de illegalen, die ons zo gastvrij en hoopvol hadden ontvangen, te bieden hadden?

Toen gebeurde het ondenkbare. We luisterden naar het gelaat van de wethouder van Amsterdam aan wie we onze resultaten presenteerden. De wethouder die Amsterdam uitbuitingsvrij wilde maken. We vertelden wat we hadden gezien en gehoord. We schetsten de patronen die we destilleerden uit de vele verhalen. We toonden de mogelijkheden die we zagen. De wethouder hing aan onze lippen. Hij deelde ter plekke orders uit aan de zwijgende ambtenaren aan tafel. Hij rook kansen om iets voor deze onfortuinlijke Amsterdammers te doen. Hij wilde ons over drie maanden opnieuw spreken.

Misschien handelde hij vanuit politieke belangen. Misschien wel vanuit oprechte gastvrijheid en rechtvaardigheid. Bij SIOO leer je af om te kiezen. Het kan ook allebei. Net zoals de ongedocumenteerden naar Nederland komen omdat ze een veiliger leven willen maar ook een rijker leven. En net zoals wij, studenten, met egoïstische en altruïstische motieven met ons onderzoek bezig waren geweest. Welke verandering we hebben veroorzaakt, weten we niet. We weten wel dat we aan de wieg stonden van een beweging in een taaie, ambigue wereld.